Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [26]Mijn volk, [zeide Ik], hoor toe, en [27]Ik zal onder u betuigen, Israel, [28]of gij naar Mij hoordet! 26. Dit zijn de woorden met welke God zijn volk aanspreekt in het geven zijner wet. 27. Dat is, Ik zal u tot getuige nemen. Of, Ik zal u betuigen en te kennen geven wat mijn wil is en wat gij doen zult. 28. Versta hierbij: Hoe gelukkig zoudt gij zijn? Zie Ex.15:26; Deut.32:29.